Een verzameling van de bekendste boomgasten in en rond bomen.
Cossus cossus
De rupsen van de wilgenhoutvlinder kunnen tot 10 cm groot worden en zijn circa 1 cm dik. De rupsen hebben een roodbruine kleur aan de bovenzijde en een geelwitte onderzijde. Ze hebben grote, zwarte ogen.
De wilgenhoutrups boort gaten in de onderstam van loofbomen. De jonge rupsen kunnen alleen zachte of beschadigde delen van de stam aantasten, daarom ontstaat er soms ringing net onder het maaiveld. Oude rupsen tasten ook gezonde bomen aan. De aantasting is te herkennen aan de grote, ovale openingen. Uit de opening kan sterk naar azijn ruikend, afgewerkt nat boormeel komen. De rups maakt azijnzuur aan om het hout enigszins te kunnen verteren. De wilgenhoutrups vreet gangen in het hout waardoor de boom uiteindelijk breukgevoelig kan worden.
Het voorkomen van schade aan de stamvoet is belangrijk. Kleinschalig worden rupsen wel eens met hoge druk uitgespoten, ook dit werkt niet volkomen. Alleen oudere rupsen in de gangen worden doodgespoten. Dit moet drie jaar volhouden om de cyclus te doorbreken.